Geluk bij een ongeluk(je)

“Weet je zeker dat je het even alleen redt?” vroeg Wilma bezorgd.
“Ja, mam,” antwoordde Wytske lichtelijk geïrriteerd. Vanaf haar verhoogde bed in de hoek van de woonkamer gebaarde ze haar moeder weg te gaan. “Ik ben geen kleuter meer. Dat ene uurtje kom ik wel door.”
“Wil je niet eerst nog even plassen?” negeerde Wilma de vastberaden woorden van haar dochter. “De laatste keer was vanochtend vroeg.”
Wytske zuchtte. Ze moest toegeven dat haar blaas inmiddels redelijk gevuld was, maar ze had een gruwelijke hekel aan het ritueel met de po. Ze wist dat ze dankbaar moest zijn dat Wilma haar verzorgde zolang ze niet zelfstandig het bed uit kon, maar het stond haar tegen op haar tweeëntwintigste weer onder het toeziend oog van haar moeder op een potje te moeten plassen. “Nee, dat kan nog wel even wachten,” antwoordde ze. “Misschien kun je me straks weer een keer naar de echte wc helpen.”
“Dat is goed,” zei Wilma. “Dan rijd ik nu snel even naar de stad. O ja, voor ik het vergeet: ik zal de sleutel van de achterdeur onder de mat leggen. Dan kunnen je vrienden erin als ik nog niet terug ben.”
“Bedankt, mam,” knikte Wytske. “Maar het zal wel niet nodig zijn. Sam en Leonie komen pas over een uur of drie.”

Even later zapte ze verveeld langs tientallen tv-kanalen die haar niet konden boeien. Passief naar een beeldscherm staren was niets voor haar. Ze wilde maar één ding: weg uit deze suffe omgeving. Gefrustreerd schakelde ze na tien minuten de televisie weer uit. Wytske slaakte nog eens een diepe zucht. Nog steeds snapte ze niet hoe dit haar had kunnen overkomen.
Jarenlang was ze elke winter probleemloos van de hoogste bergen afgesuisd. Hoe had ze uitgerekend op de veilige piste van een indoor skicentrum zo ongelukkig ten val kunnen komen? Met een dubbele beenfractuur links en een zwaar gekneusde enkel rechts was ze er niet bepaald genadig vanaf gekomen. Voorlopig zou ze nog even aan bed gekluisterd zijn: als ze van de dokter al had mogen lopen, zou het op dit moment nog veel te pijnlijk zijn.
Het stilliggen viel Wytske zwaar: de ranke brunette was gek op sporten en uitgaan. Nu sleet ze haar dagen in de boeken, om niet achterop te raken met haar medicijnenstudie. Ze was blij dat twee bevriende studiegenoten haar die middag zouden komen opzoeken.

Van het kastje naast haar bed pakte Wytske het glas met limonade dat haar moeder had klaargezet. Gedachteloos zette ze het aan haar lippen. Direct bedacht ze zich: uit verveling had ze die dag al veel te veel van dat bocht gedronken. De druk op haar blaas begon langzamerhand oncomfortabel te worden. Met spijt stelde ze vast dat ze hem daarstraks misschien toch beter even had kunnen ledigen. Ze keek naar de gehate roestvrij stalen ondersteek, die op de stoel naast het kastje stond. Gisteren had ze geprobeerd zich met één hand omhoog te drukken en met de andere de po onder haar billen te duwen. Het was niet gelukt. Uiteindelijk had ze tot haar ergernis toch weer haar moeder om hulp moeten vragen.
Een blik op haar horloge stelde Wytske gerust. Er was een half uur verstreken sinds haar moeder met de auto naar de stad was vertrokken. Over nog eens dertig minuten zou ze zeker weer terug zijn.

Wytske dacht aan Leonie en Sam, die straks op bezoek zouden komen. Onlangs had Leonie haar toevertrouwd dat ze Sam wel erg leuk vond. Het zinde Wytske niets dat die twee de laatste tijd zo onafscheidelijk leken. Ook zijzelf had al lange tijd een oogje op haar aantrekkelijke studiegenoot, maar uit angst hun vriendschap op het spel te zetten, had ze haar gevoelens nog nooit durven uiten. Nu leek de knappe Leonie bezig met een succesvolle campagne om Sam voor haar neus weg te kapen. In gedachten ging Wytske terug naar het weekend in de Ardennen, toen ze voor het eerst had gemerkt dat ze Sam meer dan gewoon aardig vond.
Het onprettige gevoel in haar onderbuik bracht Wytske terug in het hier en nu. Ze moest nu écht nodig plassen. Voor de zoveelste keer checkte ze hoe laat het was. Nog hooguit een kwartiertje voor haar moeder er weer zou zijn om haar naar de wc te helpen. Wat een opluchting zou het zijn om zometeen haar kwellende blaasinhoud te kunnen lozen. Ze nam zich voor niet meer zo bitchy te zijn naar haar goedbedoelende moeder.

Een piepje op Wytskes telefoon kondigde een nieuw Whatsapp-bericht aan. Blij met de afleiding pakte ze haar toestel van het kastje. Het bericht bleek van Sam afkomstig:
Leonie kan niet meekomen. Ze moet studeren voor de herkansing van Medische Ethiek van morgen. Ik hoef dus niet op haar te wachten. Als je moeder het ook goed vindt, kom ik wat vroeger.
Wytskes hart maakte een sprongetje bij de gedachte dat ze Sam straks even voor zichzelf zou hebben. Snel formuleerde ze haar antwoord:
Mijn moeder zal het juist leuk vinden. Ze heeft zelfs een sleutel voor jullie onder de mat gelegd omdat ze even weg moest. Even dacht ze na. Jammer dat Leonie niet kan, voegde ze er toen aan toe.

Wytske legde haar mobiel weer terug. Ze bedacht hoe het zou zijn als Sam hier straks aan haar bed zou zitten. Ze speelde voor hem altijd de zelfverzekerde en zelfstandige jonge vrouw. Zou hij haar met andere ogen bekijken nu ze hier volkomen afhankelijk in de woonkamer van haar moeder lag? Voorzichtig schoof Wytske een eindje naar achteren, zodat ze wat rechterop kwam te zitten. Met een ferme zwaai gooide ze het dekbed dat haar benen bedekte over het voeteneind. Zo zag ze er al wat minder uit als een ziekenhuispatiënt.
Wytske pakte de handspiegel die ze elke ochtend gebruikte om zich op te maken. Ze fatsoeneerde haar lange bruine lokken en oefende alvast een spontane glimlach. Ze trok haar zwarte T-shirt strak en monsterde kritisch haar bescheiden A-cup. Voor de zoveelste keer concludeerde ze dat ze onmogelijk kon concurreren met Leonie, die met haar royale boezem in een steevast iets te nauw truitje moeiteloos de aandacht van het manvolk wist te vangen. Tot slot inspecteerde Wytske haar lichtgrijze legging. Het liefst had ze iets gedragen dat minder aan een pyjama deed denken, maar alleen haar leggings waren elastisch genoeg om ’s ochtends over haar gipsbeen te kunnen worden getrokken.
Wytske prees zich gelukkig dat haar moeder nu elk ogenblik thuis kon zijn. Haar overvolle blaas schrééuwde inmiddels om verlichting. In een poging het ongemak wat te verminderen, drukte ze haar slanke dijen zo goed en zo kwaad als het ging tegen elkaar.

Op dat moment speelde Wytkes smartphone het vrolijke deuntje dat ze in betere tijden aan binnenkomende telefoongesprekken had gekoppeld. Ze keek op het display. Enigszins verontrust stelde ze vast dat het haar moeder was.
“Hoi mam,” nam Wytske op.
“Hoi lieverd, met mij,” klonk de geagiteerde stem van haar moeder. “Ik had je al eerder willen bellen, maar ik kon in alle consternatie mijn mobiel niet vinden. Ik dacht dat ik hem thuis had laten liggen.”
“Consternatie? Wat is er dan aan de hand?” vroeg Wytske ongerust.
“Ik heb onderweg naar huis een klapband gehad,” tetterde Wilma opgewonden. “Maar maak je geen zorgen: ik ben er heelhuids vanaf gekomen. Twintig minuten geleden heeft iemand voor mij de Wegenwacht gebeld, maar die is nog niet gearriveerd.”
Wytskes adem stokte. Langzaam drong het tot haar door dat ze in grote problemen was. “Dus… dus je bent voorlopig nog niet thuis?” stamelde ze.
“Nee, het spijt me,” antwoordde haar moeder. “Denk je dat je je nog even alleen kunt vermaken?”
“Eh, jawel,” piepte Wytske benauwd, ”maar ik moet heel dringend naar de wc.” Met haar vrije hand greep ze naar haar kruis.
“Okee, dat is fijn,” ratelde Wilma door. In haar gejaagdheid leek ze maar half te horen wat haar dochter zei. “Zeg, mijn batterij is bijna leeg, dus ik ga nu maar ophangen. Tot straks hè, Wyts!”
“Okee, tot straks, mam,” antwoordde Wytske zachtjes. Toen ze hoorde dat de verbinding was verbroken, legde ze haar telefoon terug op het kastje naast het bed. Met wijd opengesperde ogen staarde ze een tijdlang voor zich uit, terwijl ze de op haar sluitspier uitgeoefende krachten gestaag voelde toenemen. Paniek maakte zich van haar meester: als ze niet snel actie zou ondernemen, zou ze in haar broek plassen.

Terwijl haar blaas zuchtte onder de niet aflatende watertoevoer vanuit haar nieren, probeerde Wytske helder te denken. Ze zou natuurlijk iemand kunnen bellen met de vraag haar even naar de wc te komen helpen. Maar wie? In haar moeders tegenwoordige woonplaats kende ze niemand, en haar eigen vrienden en kennissen woonden stuk voor stuk te ver weg om haar op tijd uit haar netelige toestand te kunnen bevrijden. Ze bedacht dat ze Sam zou kunnen vragen wat extra haast te maken. Direct verwierp ze het idee weer. Sam was de laatste die haar zo hulpeloos mocht aantreffen. Bovendien had ze geen idee of hij er wel eerder zou kunnen zijn dan haar moeder. Wytske zag maar één mogelijkheid om het naderende onheil af te wenden: ze zou zelfstandig op de po moeten plassen.
Het metalen onding stond op de stoel naast het kastje met haar spullen, ongeveer een meter van het bed. Wytske reikte met haar arm voor het kastje langs, maar kwam tot haar frustratie niet ver genoeg: het bed was te hoog, haar arm te kort en het kastje stond in de weg. Moeizaam schoof Wytske een eindje richting het voeteneind. Ze verbeet de vlammende pijn die door haar gekneusde voet schoot toen hij de achterkant van het bed raakte. Voorzichtig verplaatste ze zich zo ver mogelijk naar de rand van het bed. Vanuit deze positie waagde ze een nieuwe poging.
Plat op haar rug liggend strekte ze haar arm zo ver mogelijk in de richting van de ondersteek. Met haar vingertoppen voelde ze het koude metaal dat haar moest gaan redden. Met een uiterste krachtsinspanning wist ze haar middelvinger achter de rand te krijgen. Behoedzaam trok ze het ding naar zich toe. Nog een klein stukje, dan zou ze voldoende grip krijgen om de po op te tillen. Ze voelde hoe het gewicht van het staal zich langzaam verplaatste van de stoel naar haar gestrekte vingers.
Wytske schrok toen ze zich plotseling uit bed voelde schuiven. In een reflex verplaatste ze haar gewicht terug naar het midden van de matras. Onbedoeld trok ze de po met zich mee. Tot haar ontsteltenis hoorde ze het hulpstuk met donderend geraas op de houten vloer vallen.
Wytske deed verwoede pogingen het ding met haar hand te bereiken, maar wat ze ook probeerde, ze kon er met geen mogelijkheid meer bij. Ze moest de gruwelijke waarheid onder ogen zien: ze was aan de goden overgeleverd.

Half liggend, half zittend, met twee kussens in haar rug, streed Wytske haar eenzame strijd. Onmachtig haar bed te verlaten voelde ze de druk op haar blaas toenemen tot immense proporties. Met haar hand tussen haar gestrekte benen geklemd probeerde ze uit alle macht aan haar noodlot te ontkomen. Haar gekwetste ledematen maakten het haar onmogelijk te experimenteren met houdingen die enige verlichting zouden kunnen bieden. Ze keek nog eens op haar horloge. Tergend langzaam kropen de seconden nu voorbij. Haar situatie leek hopeloos, maar desondanks weigerde ze op te geven. De gedachte dat ze op volwassen leeftijd als een klein kind in haar broek zou plassen, vervulde haar met afschuw. Ze zou doorvechten tot het bittere eind.
Wytske dacht terug aan de laatste keer dat haar nood zo hoog was opgelopen. Op haar vijftiende had ze met een vriendin en haar ouders mee op vakantie gemogen. Onderweg naar de camping in Frankrijk had de vader van haar vriendin gemopperd over het grote aantal sanitaire stops dat hij voor de aanwezige dames moest maken. Na een extra oponthoud bij McDonald’s had ze het daarom niet durven zeggen toen de jumbobeker cola haar parten ging spelen. Na een paar hachelijke uren had ze destijds uiteindelijk nog net op tijd het verlossende campingtoilet bereikt. Halsstarrig hield ze zichzelf voor dat het ook vandaag met een sisser zou aflopen. Noodgedwongen had ze zich inmiddels neergelegd bij de mogelijkheid dat ze, mocht haar moeder te lang op zich laten wachten, aan Sam zou moeten vragen haar naar het toilet te helpen.

Een nieuw Whatsappje op Wytskes telefoon doorbrak de stilte. Terwijl ze haar ene hand angstvallig tegen haar kruis gedrukt hield, opende ze met haar andere onhandig het bericht. Het was van Sam:
Ik had een trein eerder dan gepland. Ik sta nu op de bus te wachten. Ik ben binnen tien minuten bij je.
Wytske slaakte een zucht van verlichting. De redding was nabij! Een tel later realiseerde ze zich hoe lang die tien minuten in haar huidige toestand nog zouden duren. Ze had het gevoel dat haar blaas elk ogenblik kon exploderen. Haastig swypete ze een antwoord in elkaar:
Mijn moeder is nog niet thuis. Je kunt de deur openmaken met de sleutel onder de mat.
Op het moment dat ze haar mobiel weer weglegde, verslapte voor een fractie van een seconde Wytskes grip op haar bekkenbodem. Direct voelde ze hoe een klein straaltje vloeistof de binnenkant van haar slip bevochtigde. Het was een signaal van haar lichaam dat de grens was bereikt. “O shit, shit, shit,” riep ze hardop. Met haar droomman in aantocht was in haar broek plassen het laatste wat ze wilde. Verbeten spande ze de spieren in haar onderlijf nog eens extra aan.

Wytske kreunde zachtjes. Terwijl ze krampachtig probeerde haar huidige houding vast te houden, besefte ze dat ze zichzelf in een onmogelijke positie had gebracht. Alles deed haar zeer, maar ze voelde dat ze bij de minste beweging de controle over haar blaas zou verliezen. Hoe zou ze zich zodirect in vredesnaam naar het toilet kunnen laten helpen zonder dat het onderweg alsnog zou misgaan? Het leek een onmogelijke opgave. Ze bedacht wat een bevrijding het zou zijn als ze alles gewoon zou laten lopen. Slechts het schrikbeeld van een afgang voor Sam deed haar volhouden.
Maar naarmate het natte plekje in haar onderbroek afkoelde, viel het Wytske steeds zwaarder te blijven geloven in een goede afloop. Toen ze behoedzaam toch iets ging verzitten, voelde ze een golf van warmte in haar kruis. “Nee, nee, nee, nog even volhouden,” jammerde ze zachtjes. Met een uiterste krachtsinspanning wist ze haar protesterende blaas voor even het zwijgen op te leggen, maar een paar tellen later ontsnapte opnieuw een scheutje vocht aan haar lendenen. De hand tussen haar benen registreerde dat de stof van haar legging klammig werd. “Kut, nee, dit mag niet,” fluisterde ze vol afgrijzen.
In paniek probeerde Wytske haar ene been over haar andere te kruisen, maar een pijnscheut in haar gekneusde voet weerhield haar daarvan. Tegelijk voelde ze nog meer vocht uit haar lichaam vloeien. Met alle kracht die ze in zich had, trachtte ze het commando over haar bekkenbodem te heroveren.
Ze keek naar haar grijze legging. Slechts een miniem vlekje in haar kruis verried dat ze een ongelukje had gehad. Dit zou ze nog voor Sam verborgen kunnen houden, hield ze zichzelf voor. Pas toen ze een warme gloed onder haar billen voelde, realiseerde ze zich dat ze nog steeds aan het plassen was.
Het volgende ogenblik gingen alle sluizen open. Wytske negeerde het enorme gevoel van opluchting in haar buik: wanhopig probeerde ze de zondvloed te stoppen, maar haar tot het uiterste getergde sluitspier weigerde haar bevelen nog langer op te volgen. Machteloos moest ze toezien hoe alle limonade van die dag ongecontroleerd haar bed in stroomde.
Op dat moment zag Wytske door het raam hoe Sam langs de zijkant van het huis naar de achterdeur liep.

“Hé Wytske, hoe is-ie?” riep Sam vrolijk toen hij de woonkamer binnenstapte. Hij liep naar de hoek waar Wytskes bed stond. “Handig dat je moeder de sleutel onder de mat…” Hij maakte zijn zin niet af. Onthutst staarde hij naar zijn studiegenote.
Wytske zat voorover gebogen op haar matras, haar hand nog uitgestrekt naar het voeteneind. Tevergeefs had ze geprobeerd het dekbed te pakken te krijgen om haar schande eronder te verbergen. De drijfnatte kring rond haar zitvlak kleurde de helft van het beige onderlaken donker. De nog glinsterende plek in het kruis van haar grijze legging liet geen ruimte voor twijfel over de herkomst van de watermassa.
Het liefst had Wytske met bed en al door de grond willen zakken. Met vuurrode konen tuurde ze naar de schade die ze had aangericht. Ze durfde Sam niet aan te kijken. “Ik… ik moest al heel lang nodig naar de wc,” begon ze met trillende stem. “Ik kon het echt niet meer ophouden.” Een traan rolde over haar wang. “Ik schaam me zo verschrikkelijk.”
Haar verbouwereerde medestudent leek even te zoeken naar de juiste woorden. “Dat is nergens voor nodig,” bracht hij ten slotte uit. “Je kon er immers niets aan doen?” Hij zweeg even. Toen vervolgde hij: “Zoiets gebeurt iedereen weleens.” Zijn stem verried dat hij dat laatste vooral zei om haar te troosten.
“Je kunt maar beter weer gaan,” snikte Wytske. “Ik wil niet dat je me zo ziet.”
Sam, die zich zijn binnenkomst duidelijk anders had voorgesteld, bleef wederom even stil. “Geen sprake van,” antwoordde hij toen beslist. “Ik vertrek niet voordat jij weer fris gewassen in een schoon bed zit.”
Schuchter draaide Wytske haar hoofd in zijn richting. Met betraande ogen keek ze hem aan. “Meen je dat?” vroeg ze zachtjes.

“Hoe kunnen we dit het beste aanpakken?” vroeg Sam, de ravage in zich opnemend.
“In de badkamer staat een tuinstoel waar ik op kan zitten, en een tweede voor mijn benen. Misschien kun je me daar even naar toe helpen,” antwoordde Wytske. Hoewel ze zich nog altijd geneerde voor haar mensonterende toestand, had Sams beheerste instelling een kalmerende uitwerking op haar. “De rolstoel staat daarginds naast de bank,” gebaarde ze.
“De rolstoel?” vroeg Sam. “Ik kan je toch gewoon even naar de badkamer tillen?” Zonder haar reactie af te wachten schoof hij één hand onder Wytkes onderrug, en één onder haar benen. Met schijnbaar gemak tilde hij haar uit bed. Voor ze het wist was Wytske daar waar ze al zo lang had willen zijn: in de armen van haar heimelijke liefde.
“Zo,” zei Sam monter, “wijs me de weg maar.” Hij hield haar stevig vast. De aanraking met haar nat geplaste goed leek hem niet in het minst te deren.
Wytske wierp een blik op de enorme watervlek in haar beddengoed. Tot haar verbazing constateerde ze dat de intense schaamte van zojuist was verdwenen. Ineens kwam het haar heel natuurlijk voor dat ze zich in al haar kwetsbaarheid aan Sam vertoonde. Gedwee liet ze zich naar de badkamer dragen.

Even later zat Wytkse op de plastic tuinstoel die ze elke ochtend gebruikte om zich op te frissen. Haar benen rustten op een tweede exemplaar. Ze had de wastafel binnen handbereik.
Sam kuchte. “Eh, als ik ergens wat droge kleren voor je pak, red je het dan verder alleen?”
Wytske schudde haar hoofd. “Nee, mijn broek krijg ik in mijn eentje niet over het gips heen getrokken. Vind je het heel erg om me daar even mee te helpen?”
“Eh, nee, natuurlijk niet,” antwoordde Sam snel. In zijn stem klonk door dat hij zich weer wat ongemakkelijk begon te voelen.
Wytske pakte een grote badhanddoek uit het kastje naast haar stoel en drapeerde hem over haar kruis. Toen wurmde ze met enige moeite haar legging en slip onder haar zitvlak vandaan.
Sam begreep wat er van hem werd verwacht. Blozend begon hij aan Wytskes doorweekte broek te trekken. Met het nodige kunst- en vliegwerk wist hij hem over het gipsbeen heen te krijgen. Het verwijderen van Wytskes kletsnatte onderbroek was daarna kinderspel. “Zo, ik zal deze alvast in de wasmachine gooien,” zei Sam. Hij deed zichtbaar zijn best te negeren dat zijn medestudente in haar blote billen voor hem zat, haar intieme delen slechts door een handdoek aan het oog onttrokken. “Ik zal je nu alleen laten. Roep maar als ik weer iets kan doen.” Met de twee plasbroeken in zijn hand verliet hij de badkamer.

Slechts gekleed in haar zwarte push-upbeha zat Wytske even later op haar plastic stoel voor de wastafel. Omdat ook de onderkant van haar T-shirt nat was geworden, had ze ook dat kledingstuk maar uitgetrokken. Ze was zich er terdege van bewust dat de badkamer niet op slot was, maar ze vertrouwde erop dat Sam niet zomaar zou binnenkomen.
Wytske doopte haar washand in het warme sopje in de wastafel. Zo goed en zo kwaad als het ging zeepte ze haar benen in. Het bleef behelpen zolang ze beide ledematen nauwelijks kon bewegen. Ze had tot nu toe steeds alles zelf willen doen, maar ze moest toegeven dat het in dit geval gemakkelijker was geweest als iemand anders haar een goede wasbeurt had gegeven. Wytske sloot haar ogen. Terwijl ze de washand langzaam over haar lichaam liet glijden, stelde ze zich voor dat het Sam was, die haar liefdevol verzorgde. Via haar buik bewoog ze geleidelijk naar beneden. Veel langer dan noodzakelijk bleef ze steken bij het gevoelige plekje tussen haar benen. In gedachten zag Wytske voor zich hoe Sam haar daar voorzichtig beroerde. Een rilling ging door haar ruggenmerg. Het feit dat ze zichzelf sinds haar onfortuinlijke val niet meer had aangeraakt, versterkte de aangename tinteling in haar onderlijf. Een gesmoord kreetje ontsnapte aan Wytkes lippen toen de opgebouwde spanning van weken plotsklaps tot een ontlading kwam.
“Alles goed, Wytske?” hoorde ze een bezorgde Sam van achter de badkamerdeur roepen.
Wytske wachtte even tot de ongecontroleerde samentrekkingen in haar schaamstreek waren weggeëbt. Met enige moeite wist ze haar schokkerige ademhaling weer in het gareel te krijgen. “Eh, ja, alles is onder controle,” riep ze terug.

Een half uur later zat Wystke met schone kleren in een vers gedekt bed. Sam zat op een stoel naast het hoofdeinde. Het geluid van de draaiende wasmachine kon de ongemakkelijke stilte tussen hen tweeën niet verbloemen. Na de beschamende situatie waaruit Sam haar had gered, kwam het Wytske absurd voor om over koetjes en kalfjes te beginnen. Ze vroeg zich af of haar heimelijke liefde haar na dit incident ooit nog als een begeerlijke vrouw zou kunnen gaan zien. Ze keek naar Sam, die zwijgend voor zich uit staarde. Opeens vielen haar de vochtige plekken op in zijn lichtblauwe overhemd. Overvallen door een nieuwe golf van schaamte wendde ze haar hoofd af. Somber concludeerde Wytske dat de onverwachte momenten waarop ze zojuist in Sams sterke armen had verkeerd, vermoedelijk de laatste waren geweest.
“Mijn moeder heeft ge-sms’t,” doorbrak ze ten slotte het stilzwijgen. “Ze is onderweg naar huis.”
“Dat is mooi,” antwoordde Sam afwezig. Na zijn kordate optreden leek hij nu bezig te verwerken wat er zo-even was gebeurd.
“Ja,” was alles wat Wytske wist te zeggen.
Sam schraapte zijn keel. “Wytske, ik moet je wat zeggen,” zei hij, duidelijk niet op zijn gemak. “Ik had het je onder andere omstandigheden willen vertellen, maar daarstraks realiseerde ik me dat ik het niet langer voor me kan houden.”
“Wat is er dan?” vroeg Wytske, geschrokken van de ernstige toon waarop Sam had gesproken.
“Ik… ik vind je al een hele tijd meer dan gewoon aardig,” vervolgde Sam verlegen. “Ik vroeg me af… als je straks weer beter bent… of je misschien een keer met mij uit eten zou willen?”

Toen Wilma even later eindelijk thuiskwam trof ze haar dochter tot haar verbazing met een nieuwe outfit, verschoond beddengoed en een grijns van oor tot oor.

Een gedachte over “Geluk bij een ongeluk(je)

Plaats een reactie